Binnen Coccinelle geldt de regel dat zieke kinderen, in principe, geen gebruik kunnen maken van de opvang. Dit is, omdat we mogen veronderstellen dat kinderen wanneer ze ziek zijn of zich ziek voelen, zich thuis het beste op hun gemak voelen. In alle gevallen komt het belang van het individuele kind en de kinderen van de groep op de eerste plaats. Dit protocol staat geheel los van de eigen verantwoordelijkheid van de ouders om in voorkomende noodzakelijke gevallen een arts te raadplegen. Dit protocol tracht aan de hand van een aantal eenvoudig te hanteren richtlijnen en vraagstelling, duidelijkheid te geven aan zowel ouders als pedagogisch medewerkers.

Wat zijn infectieziekten

Infectieziekten zijn ziekten die veroorzaakt worden door verschillende soorten bacteriën, virussen, parasieten of schimmels, we noemen deze samen “ziekteverwekkers”. Sommige zijn onschuldig of zelfs nuttig voor de mens, maar de meeste kunnen ziekte veroorzaken. Infectieziekten verspreiden zich op de volgende manieren: via de handen, via lichaamsvloeistoffen, via de lucht, via voorwerpen via voedsel en water, via dieren.

Of een besmetting leidt tot infectie, heeft te maken met: de hoeveelheid ziekteverwekkers waarmee iemand besmet is, hoe gemakkelijk de ziekteverwekker mensen ziek maakt en iemands lichamelijke conditie.

Een goede weerstand betekent dat het lichaam zich voldoende kan beschermen tegen ziekteverwekkers. Het lichaam probeert de ziekteverwekkers zo snel mogelijk weg te werken. Soms lukt dat niet of gebeurt het niet snel genoeg en wordt u ziek. Dit is bij kleine kinderen eerder het geval. Kinderen hebben nog een lage weerstand omdat zij deze nog moeten opbouwen.

Immuniteit wordt opgebouwd door het oplopen van een infectie, het krijgen van borstvoeding en door vaccinatie. Het lichaam heeft hierdoor antistoffen kunnen aanmaken tegen bepaalde ziekteverwekkers. Hierdoor hoeft iemand niet per se ziek te worden als deze nog een keer de infectie oploopt. Tegen sommige ziekteverwekkers kun je geen immuniteit opbouwen. Door opnieuw met deze ziekteverwekker in aanraking te komen kan iemand steeds weer ziek worden.

Verspreiding van ziekteverwekkers beperken wij op Coccinelle door o.a. een goede persoonlijke hygiëne en een schone werkomgeving.

Niet-gevaccineerde kinderen worden niet op Coccinelle geplaatst

Weerstand bouw je op door het doormaken van een ziekte. Je kunt ook weerstand opbouwen door vaccinatie (inenting). Een vaccin bestaat uit verzwakte of gedode ziekteverwekkers. Het lichaam maakt dan antistoffen aan tegen de ziekteverwekker. Deze antistoffen beschermen het lichaam bij een echte infectie. Soms moeten inentingen vaker gegeven worden. Er bestaat niet tegen alle infectieziekten een vaccin.

In Nederland worden alle kinderen gratis gevaccineerd tegen 12 infectieziekten die ernstig kunnen verlopen. Vaccinatie is een hele goede manier om infectieziekten te voorkomen. Dat is belangrijk want deze infectieziekten zijn vaak moeilijk of niet te behandelen. Medicijnen helpen dan alleen bij het verlichten van de ziekteverschijnselen. Het RIVM roept de kinderen op voor de vaccinaties. Kinderen krijgen de vaccinatie op het consultatiebureau, bij de GGD, of via het Centrum voor Jeugd en Gezin. Als een kind een vaccinatie mist, dan kan deze later ingehaald worden.

Na vaccinatie kunnen er bijverschijnselen optreden. De meeste bijwerkingen beginnen op de dag van de vaccinatie. Vaak zijn ze binnen 2 dagen weer over. De meest voorkomende klachten zijn: Rode plek, een zwelling of pijn op de plek van de vaccinatie. Pijn bij het bewegen van de arm of het been waarin is geprikt. Koorts. Hangerigheid en huilen. Baby’s kunnen onrustig slapen of extra veel slapen.

Bij de vaccinatie tegen bof, mazelen en rodehond (BMR) beginnen de bijwerkingen pas 5 tot 12 dagen na de vaccinatie. Dan kunnen de kinderen lichte koorts en vlekjes krijgen.

In Nederland is het niet wettelijk verplicht om de kinderen te vaccineren. Coccinelle heeft als doel een zo veilig en gezond mogelijk werk, speel en leefomgeving te bieden waarbij we de algemene gezondheid en welzijn trachten te waarborgen. Daarom heeft Coccinelle samen met de ouderraad besloten vanaf augustus 2019 geen plaatsingsovereenkomst meer te bieden aan kinderen die niet deelnemen aan het vaccinatieprogramma.

Zwangere vrouw en infectieziekten

Sommige infectieziekten vormen een specifiek risico voor de zwangere vrouw, het ongeboren kind of de pasgeborene.

Er is alertheid op kinderziekten zoals rodehond, mazelen, de vijfde ziekte en waterpokken geboden. Als de zwangere vrouw deze ziekten heeft doorgemaakt of tegen de ziekte gevaccineerd is, is zij beschermd. Bij twijfel kan zij laten testen of zij antistoffen heeft tegen deze ziekten. Als er geen sprake is van bescherming, kan in sommige gevallen voorafgaand aan de zwangerschap worden gevaccineerd tegen deze ziektes. De huisarts of bedrijfsarts kan hierover adviseren.

Mocht een huisarts constateren dat je kind een van de bovenstaande ziekten heeft, geeft het dan door aan de pedagogisch medewerkers op de groep. Ouders worden dan geïnformeerd over de infectieziekte.

Kinderen met een chronische ziekte of afweerstoornis

Sommige kinderen hebben een bepaalde afweerstoornis waardoor zij vatbaarder zijn voor ziektes. Coccinelle zal met de ouders van het kind bespreken wat zij wenselijk vinden. Mocht het wenselijk zijn worden alle ouders hiervan op de hoogte gesteld en gevraagd door te geven als hun kind een infectieziekte heeft zodat de pedagogisch medewerkers de ouders van het kind kunnen informeren.

Wanneer worden kinderen op Coccinelle geweerd?

Doorgaans worden kinderen met infectieziekten niet geweerd. Bij een ongewoon aantal of ernstige ziektemelding neemt Coccinelle contact op met de GGD. Alleen wanneer zij adviseren zal een kind geweerd worden.

Bij uitslag als gevolg van de 5e en 6e ziekte of waterpokken kan het kind gewoon de opvang bezoeken, mits het kind zich niet te ziek voelt. Mocht een huisarts constateren dat je kind een van de bovenstaande of andere ziekten heeft, geeft het dan door aan de pedagogisch medewerkers op de groep. De pedagogisch medewerkers kunnen de andere ouders preventief informeren.

Richtlijnen voor ouders bij ziek kind

Door onderstaande vragen te beantwoorden, kan u bepalen of je kind naar de opvang kan of niet.

  • Heeft je kind nu of de 6 uur voorafgaand aan het voorgenomen brengtijdstip een hogere koorts dan 38,5 graden. Houdt ook rekening met tijdelijk onderdrukken van koorts door paracetamol of dergelijke.
  • Vertoont je kind afwijkend gedrag (hangerig, huilerig, veel slaap nodig, astmatisch etc.)
  • Vertoont je kind duidelijk lichamelijk afwijkende kenmerken (zoals vlekken, uitslag, overgeven, diarree)
  • Wordt er een ander signaal geconstateerd (pijn, het klagen over buik- en/ of hoofdpijn, eet- en/ of drinkproblemen etc.)

Wanneer je een of meerdere waarnemingen constateert moet je jezelf afvragen of je kind naar de opvang kan of je kind te ziek is voor een dagje opvang.

  1. Mocht je inschatten dat je kind naar de opvang kan is het in belang van je kind om de waarnemingen bij het brengen door te geven in de overdracht naar de pedagogisch medewerker. Geef ook door aan de pedagogisch medewerker wanneer je vooraf medicijnen of paracetamol heeft toegediend. De pedagogisch medewerkers kunnen de observatie voortzetten en bij verergering van klachten je telefonisch op de hoogte houden en te beslissen of je kind al dan niet op de opvang kan blijven. Zorg dat je doorgeeft welke contactpersoon/ouder gedurende de dag bereikbaar is. Zorg voor eventuele maatregelen wanneer je kind gedurende dag zieker wordt en moet worden opgehaald.
  2. Wanneer je constateert dat uw kind te ziek is om gebruik te maken van de opvang, geeft je dit vóór 9.15 uur telefonisch door aan de pedagogisch medewerkers op de groep. Geef ook altijd door wat je kind voor ziektebeeld heeft zodat de pedagogisch medewerkers kunnen constateren of meerdere kinderen hetzelfde ziektebeeld hebben en of zij eventueel preventief kunnen werken door bijvoorbeeld andere ouders op de hoogte te stellen van aanwezig ziektebeeld op de groep.

Richtlijnen voor pedagogisch medewerkers bij zieke kinderen

Wanneer er signalen zijn dat een kind ziek is of zich ziek voelt tijdens het verblijf op de opvang worden de volgende richtlijnen gehanteerd:

  1. We noteren de symptomen; Wat is het gedrag van het kind? Gedraagt het kind zich anders? Eet het kind nog? Speelt het kind nog? Moet het kind spugen? Lichamelijke kenmerken? Andere constateringen?
  2. We noteren de temperatuur van het kind; we noteren ook het tijdstip.
  3. We overleggen met onze naaste collega voor second opinion.
  4. We brengen het management op de hoogte.
  5. We informeren ouders; Ook wanneer niet direct noodzakelijk is dat een kind opgehaald moet worden. In ieder geval wanneer het kind 38,5 koorts of hoger heeft.
  6. Indien we constateren dat een kind zo ziek is geworden, dat het gewenst is, vanwege de beschreven richtlijnen, dat het kind naar huis gaat, dan zullen we zo snel mogelijk de ouders informeren over de situatie. De ouders hebben in dit geval de plicht om ervoor te zorgen dat het kind, zo snel als redelijkerwijs mogelijk is wordt opgehaald.
  7. In geval van een ongeluk(je) of een plotseling optredende ziekte waar direct medische hulp bij vereist is, zal de opvang, als eerstverantwoordelijke in de situatie, direct handelen in het belang van het kind. Bij voorkeur vooraf in overleg met de ouders. In ieder geval zullen daarna de ouders zo snel mogelijk worden geïnformeerd, en wordt er verder overleg gepleegd.
  8. We zullen (behalve in zoals boven beschreven acute situaties) nooit zelfstandig overgaan tot het toedienen van medicijnen, zonder voorafgaand overleg met de ouders.
  9. We geven geen paracetamol/zetpil. We zijn namelijk van mening dat wanneer een kind een paracetamol/zetpil nodig heeft, het te ziek is om op Coccinelle te blijven. Het kan wel gebeuren dat een kind 40 graden koorts heeft en ouders langer onderweg zijn om het kind op te halen. Voor deze uitzonderlijke situatie hebben we paracetamol/zetpil in huis die we in overleg met ouders kunnen geven.

Om ouders te kunnen informeren zijn de volgende punten van belang:

  1. Zorg er altijd voor dat de stamkaart van het kind, zo volledig mogelijk is ingevuld, zodat duidelijk is waar ouders te bereiken zijn of als zij niet aanwezig zijn de noodpersoon. Als ouders op een ander adres bereikbaar zijn dan opgegeven op de stamkaart zorg er dan voor dat ouders wijzigingen doorgeven. Als dit een tijdelijke wijziging is, vermeldt dit dan in het overdracht-schrift of schrijf het op de stamkaart van het kind.
  2. Als er binnen de opvang sprake is van een infectieziekte of hoofdluis, zorg er dan voor dat ouders daarvan op de hoogte zijn door een informatiebrief op de deur van de stamgroep al of niet aangevuld met informatie uit het handboek van de GGD.

Geneesmiddelenverstrekking

Kinderen hebben soms medische zorg nodig tijdens het verblijf. Het is voor de pedagogisch medewerkers belangrijk om te weten hoe zij hygiënisch en veilig kunnen handelen. Wanneer je kind medische zorg nodig heeft vragen de pedagogische medewerkers je om duidelijke informatie over de toediening en de verantwoordelijkheden. Bij het toedienen van medicatie wordt altijd gebruik gemaakt van het geneesmiddelenformulier. Dit formulier is te vinden in de protocollenmap op elke groep. Voor het toedienen van medicijnen op Coccinelle worden de volgende richtlijnen gehanteerd:

  1. Ouders vullen vooraf altijd een geneesmiddelenformulier invullen. (Ook bij homeopathische middelen)
  2. Ouders ondertekenen het geneesmiddelenformulier. 
  3. Het formulier wordt door de pedagogisch medewerker bewaard in het overdracht-schrift van de groep totdat het formulier niet meer van toepassing is. Het wordt dan opgeruimd in de inventarisatiemap op kantoor.
  4. Bij twijfel wordt het geneesmiddel nooit toedienen. er wordt dan overlegt met het management.
  5. We dienen het middel alleen toe op specifiek verzoek van de ouders.
  6. We dienen een middel alleen toe als de betrokken ouder zelf niet in staat is het middel op de voorgeschreven tijd toe te dienen. Wanneer kinderen op de opvang medicijnen op doktersvoorschrift of ‘zelfzorgmiddelen’ moeten gebruiken, brengen de ouders deze zelf mee.
  7. Het middel moet altijd in de originele verpakking aangeleverd worden.
  8. Alleen de originele bijsluiter wordt meegeleverd.
  9. er worden afspraken gemaakt over wie het middel zal toedienen. Er wordt gezorgd voor verantwoord toedienen m.b.v. het aftekenlijstje onder aan het formulier medicijngebruik, degene die het middel toedient zet een paraaf.
  10. Alleen een pedagogisch medewerker van de groep mag het medicijn toedienen, niet een stagiaire!
  11. We controleren altijd opnieuw voor het toedienen de houdbaarheidsdatum.
  12. De medicijnen worden buiten bereik van de kinderen in de opvang opgeborgen, volgens de richtlijnen op de verpakking. Wanneer medicijnen in de koelkast bewaard moeten worden, dan wordt dat in een aparte afsluitbare plastic box gedaan.

Wet BIG & risicovolle handelingen

Wet BIG

In speciale gevallen is het nodig om bepaalde medische handelingen uit te voeren. De Wet Beroepen in de individuele Gezondheidzorg (Wet BIG) regelt wie wat mag doen in de gezondheidzorg. De Wet BIG is bedoeld voor beroepsbeoefenaren in de gezondheidzorg en geldt zodanig niet voor beroepskrachten in de kinderopvang. De pedagogisch medewerkers op Coccinelle zijn niet opgeleid om medisch handelingen toe te passen. Er kunnen op Coccinelle geen medische handelingen zoals bijvoorbeeld het toedienen van sondevoeding of injectie worden uitgevoerd. 

De risicovolle handelingen zijn ‘niet-voorbehouden’ handelingen, die een pedagogisch medewerker wel zou mogen en kunnen verrichten, als deze goede instructie heeft gekregen (bijv. een vingerprik om de bloedsuiker te bepalen bij een kind met diabetes).

Op Coccinelle kunnen ouders, specialisten, artsen of verpleegkundigen samen met de pedagogisch medewerkers en leidinggevende afspraken maken over hoe medicijnen en risicovolle handelingen worden toegepast. De pedagogisch medewerkers van de stamgroep van het kind krijgen uitleg voor de bepaalde handeling. De pedagogisch medewerkers die uitleg hebben gekregen zijn bevoegd om handelingen uit te voeren maar nog niet bekwaam. Een pedagogisch medewerker is pas bekwaam wanneer zij een handeling meerdere malen heeft uitgevoerd of heeft geoefend. Een pedagogisch medewerker kan dan zonder problemen medicijnen geven aan een kind. Bij aanvraag van handeling wordt van elk kind afzonderlijk afspraken gemaakt hoe het medicijn moet worden toegediend.

Ongevallen

Wanneer er zich een ongeval voordat zal dit door een pedagogisch medewerker behandeld worden. Ouders worden telefonisch of tijdens het ophalen over het voorval geïnformeerd. Wanneer een kind door een ongeval een verwonding heeft opgelopen, zal beoordeeld worden of deze behandeld moet worden door een huisarts, tandarts of bij de eerste hulp. In alle gevallen zal er contact opgenomen worden met de ouders.

Wanneer er zich een (bijna) ongeluk voordoet moet er een ongevallenformulier worden ingevuld door de pedagogisch medewerkers. Deze formulieren worden in het managementoverleg (ouderraadoverleg) besproken en er wordt besloten of en welke maatregelen genomen moeten worden ter bevordering van de veiligheid, wie actie onderneemt en wie controleert. Bij een urgentie zal dit direct opgepakt worden.